Er was geen eind en geen begin toen Aeneas werd geboren. En nu ik aan 't zoeken ben, slaan de klokken in de toren het verhaal voor wie 't wil horen van een eindeloze reis.
Een man veegt scherven bij elkaar en metselt zerken in de grond ik wandel door dit doodsgevaar omdat ons huis hier vroeger stond maar ik ben vreemd en ongezond op een eindeloze reis.
Ik kom misschien aan een station door schele bedelaars verwacht de laatste trein ontmoet de zon de avond valt angstwekkend zacht en ik ben vreemd en zonder kracht op een eindeloze reis.
En als ik vraag waar ik nu ben, staren mensen achter kragen naar de straat ver weg van hen, niemand antwoordt op mijn vragen want ik ben vreemd en al vele dagen op een eindeloze reis.
En als niemand mij verwacht, kom ik t'rug en dan zal blijken: het was nooit zoals ik dacht en het zal er nooit op lijken het is vreemd om neer te strijken na een eindeloze reis.