Ik hoor hier soms het luiden van de klok Wijl wesp en bij eentonig zoemen Of 's nachts wanneer de zee de wandelaar lokt Naar het verdronken land van Saeftinge
De zon daalt in een poel van nevel neer Ik hoor het krijsen van de meeuwen Ze reizen schijnbaar doelloos heen en weer Naar het verdonken land van Saeftinge
De vloed werpt dode vissen op het strand Hun ogen glimmen in het maanlicht Maar geen ontsnapt nog uit het grauwe zand Naar het verdonken land van Saeftinge
Uldine sluipt zacht door de duistere nacht Zij kent 't geheim van vele dingen Ze wenkt me toe en lokt me met haar lach Naar het verdonken land van Saeftinge