We werden ouder op het stille veld We waren mager als het ochtendlicht We lazen zwijgend in elkaars gezicht Hoe iedere dag zich weer opnieuw voltrok De echte wereld was een verre ster Het dorp te klein en de zee te ver Bij nader inzien, altijd achteraf Hadden we alle tijd Vergaten alle tijd Alle tijd
Van ons werd verder niks verwacht We doken van de steigers in de nacht Er zat een diepe waarheid in de domste grap Er was altijd wat en op het stille veld stonden Stefan en Lisette, zoals ze altijd op foto's staan Zo wit en stil en achteraan Alsof ze alles al Alsof toen alles al Alsof we alles al
Stefan en Lisette Altijd samen maar niet echt een stel Zo'n soort liefde kon niet echt bestaan Hij dronk te veel en zij was veel te fel Alles wat ik weet Zoals hij haar dan soms lachen deed Kon niemand, iemand anders ooit Want ze begrepen elkaar En ze deelden elkaar En wij keken ernaar
Hij was een rare en was nogal lui Ze was een weegschaal en was nogal mooi Ze had een racefiets en een tik en een schipperspet Wie was er eigenlijk niet verliefd nou toen op Lisette Stefan schreef een boek Maar dat hebben we eigenlijk nooit geloofd Hij las Bukowski en een vroege Proust Hij rookte Chesterfield Hij citeerde Marx Hij droeg zwarte Clarks
Rosalie ging trouwen Roel en Bas gingen studeren in een andere stad Toen Lisette ook ging en nog een paar ben ik verhuisd in Juni Later ook dat jaar Het regende maar door maar de herfst zou later prachtig zijn En Stefan bleef maar waar hij was Met zijn demo's Met zijn basgitaar En zijn boekenkast
De wereld werd een ander land Ik verloor toen iedereen een beetje uit het oog Stefan werkte bij een krant voor een tijdje Toen was er dacht ik iets aan de hand met een meisje Het leven van Lisette Was toen al tamelijk veel en toen al aardig verward En toen ook altijd al een gebroken hart Van weer een andere man En weer een andere man En weer een andere man
Oké oké oké oké er is soep Zei Stefan op een avond in een April Stond ze daar weer op de stoep Ze konden echt niet koken Maar het ging voor de rest best goed Met kerstmis waren we er allemaal Haar bed stond in de keuken En het was gewoon zoals het was Hij had een kerstpaket Ze had zijn kleren aan We zongen Hold The Line
Ze zeggen dat een ziel soms verdwaald Ze zeggen dat het 's middags had gesneeuwd In de bomen hing een lage mist Toen alles om haar heen zich van een naam ontdeed Alles wat ik weet Zoals hij haar dan soms lachen deed Kon toen niemand iemand anders nog En de zomer kwam En de zomer ging En de winter ging
Voorbij, voorbij, voorbij Ze zaten in de auto van z'n broer Het had geregend of waarschijnlijk iets dan op de weg Maar Stefan remde niet, dat is wat de buurman zegt God weet hoe, maar het ging heel erg hard Ik wist het zelf ook niet, ik hoorde het later pas Bij nader inzien altijd achteraf Ze begrepen elkaar En ze deelden elkaar En wij keken ernaar
We werden ouder op het stille veld We waren mager als het ochtendlicht We lazen zwijgend in elkaars gezicht Hoe iedere dag zich weer opnieuw voltrok