Wij gaan ieder jaar weer naar een camping toe Bij ons thuis gaat niks boven kamperen Maar zo'n tent opzetten, da's een heel gedoe D'r is geen cursus waar je dat kunt leren En het wordt zo vaak een reden tot een handgemeen Dus m'n vader zegt: 'Ik doe het wel alleen!'
Dan gaat-ie knokken met z'n stokken Maar hij maakt de grootste brokken Na een uur staat er geen stokkie in model En hij noemt ons de zondebokken Want we staan hem op te fokken Want we zeggen heel gemeen: 'Wat ben jij snel' Dan roept-ie: 'k Ben toch niet mesjokke Pak die troep maar in, we nokken' En we gaan de eerste nacht in een hotel
Hij begint de dag daarop met frisse moed We gaan het van een afstandje bekijken Nét wanneer je denkt: nu is het bijna goed Zie je 't hele zootje weer bezwijken Dus we eten maar weer broodjes in de buitenlucht En daarna gaat-ie weer verder met z'n klucht
Gaat weer aan 't knokken met z'n stokken En schiet weer dezelfde bokken Z'n vakantie is een kommer en een kwel Want ook al werkt-ie onverschrokken Het blijft toch een zaak van gokken Van proberen, past het niet of past het wel Pas als-ie wit is weggetrokken Zegt-ie: 'Pak maar in, we nokken' En we slapen weer een nacht in een hotel
Bij 't ontbijt zegt hij: 'Vandaag krijg ik m'n zin Ik weet het nu heel zeker, het gaat kloppen' Maar ik heb intussen mooi de klere in Want er zijn drie dagen naar de knoppen En als 'k dan met m'n koffer op de camping kom Hoef ik maar iets verkeerd te doen, dan barst de bom
Hij is weer aan 't knokken met z'n stokken Wij zijn onderhand mesjokke Maar wie één woord durft te zeggen krijgt een lel En heeft-ie nét iets opgetrokken Loopt een hond het van de sokken En dan weten we: nu springt-ie uit z'n vel En heeft ook die ramp zich voltrokken Roept-ie: 'Inpakken en nokken' En we zitten heel de maand in een hotel