Het begon zo gewoon 'k Nam de trein met mijn zoon Want dat wou ie zo graag Waar ik als kind had gewoond Moest een keertje vertoond En dat was in Den Haag In de tram naar die laan Keek ik stil uit het raam M'n zoon trok aan m'n mouw Hij vroeg zijn we d'r gauw En ik zei per abuis Bijna thuis
Refr.: In Den Haag is een laan, zo vreemd en ongewoon Ik heb er laatst gestaan met m'n zoon Ik wou het nog eens zien, dat huis op nummer tien van toen Toen was het een paleis, maar nu opeens niet meer Zo nietig en zo grijs, niet als weleer
En ook die dooie deur was niet die mooie deur van toen
Ik stond daar verdwaasd Maar mijn zoon keek verbaasd Naar dat Haagse perceel Toen hij zei wat ik zei Toen ik klein was als hij Wat een kasteel Ook al was het niet waar Ik streelde z'n haar En zei we gaan maar gauw Ik pakte z'n hand We zochten het strand En de hemel was blauw